Het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans (WAB) regelt dat payrollwerknemers vanaf 2020 recht hebben op een adequate pensioenregeling. In lagere regelgeving is verder uitgewerkt wanneer een pensioenregeling ‘adequaat’ is.
Onder de WAB behoort een payrollwerknemer een adequate pensioenregeling te krijgen als deze ook geregeld is voor vergelijkbare werknemers van de inlenende werkgever of in de betreffende sector. De pensioenregeling is in ieder geval passend als de payrollwerknemer deelneemt aan de pensioenregeling van de inlener.
Neemt de payrollwerknemer niet deel aan deze pensioenregeling van de inlener, dan zullen er vaste voorwaarden gelden voor de pensioenregeling van de payrollwerkgever zelf. Die worden opgenomen in het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
Als de payrollwerknemer niet deelneemt aan de pensioenregeling van de inlener, moet de basispensioenregeling die de payrollwerkgever voor hem afsluit (mogelijk geregeld via de sociale partners in de payrollbranche) aan drie minimumvoorwaarden voldoen:
De kosten van de pensioenregeling (tool) komen voor rekening van de payrollbureaus, maar zij kunnen er natuurlijk voor kiezen om de kosten door te rekenen aan de inlenende werkgevers.
De minimumvoorwaarden moeten ervoor zorgen dat payrollwerknemers onder de WAB niet alsnog veel minder kosten dan werknemers van de inlener doordat zij een andere pensioenregeling hebben. De Tweede Kamer heeft zich hiervoor sterk gemaakt bij de behandeling van het wetsvoorstel van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bedoeling is dat payrolling gericht is op het ontzorgen van organisaties en niét op het concurreren op arbeidsvoorwaarden.